Navigation
Related:
Themes:
Suf gelijkspelletje?
Op voor finaleplaats!
Keiharde cupfighters
Da's ons terrein
Een ding is zeker en
Ononderhandelbaar
Fey'noord de beker
en wij in 't Hofplein
Hup, snel een strik erom
Doe ons de brilstand maar
Hieperdepiep voor de
stadionclub
Langzaam wordt trillen nu
Realiteitsbesef
Op naar Tirana en
Pakken die Cup
O oude Maasstad aan de Rotte,
Gij onvolprezen Rotterdam.
Bekoorlijk als mijn nicht Charlotte
En stralend als een zuurstofvlam.
Gij onvergangklijke gemeente
Waar ik mijn schoonste jaren sleet.
Eer kluift de hond aan mijn gebeente,
Dan dat ik Rotterdam vergeet.
Drs. P
Uit: Zang- en leesboekje voor belangstellenden
Te Rotterdam ben ik geboren
onder de adem van de Maas
en liep in mijn eigen stilte
te midden van het straatgeraas.
Van zwaarbespannen sleperswagens
ben ik er passagier geweest.
Door heel de stad heb ik gezworven
maar aan de kaden toch het meest.
Daar lag aan de stoet uit aller streken
de klipper en de keulenaar,
het driemastschip, zijn tuig ten hemel
en de ertsboot breed en zwaar,
de Lloyd-vloot met provincie-namen
alle elf, als ik me niet vergis
de Caland en de Lady Tyler,
de Scholten, die gebleven is.
Daar lagen zij voor alle verten
gereed met elk in zijn eigen pracht.
’t Is of ik nog zijn stem hoor loeien
ten afscheid van de winternacht.
Maar dit ook is, wat uit die jaren
het weerzien mij te binnen brengt,
dat alle geuren uit de wereld
daar met elkander waren gemengd.
Naar koffie rook het bij de Draaisteeg,
aan ‘t Oude Hoofd naar teer en touw,
naar copra langs de Spoorweghaven,
naar reuzel bij het Poortgebouw,
naar huiden op de Terwenakker
en aan het Haringvliet naar kaas.
Dan was weer de lucht van gist of olie
en dan van jute weer de baas,
dan waren het de specerijen
uit Bombay of Batavia.
Naar schapen rook het op de Boompjes,
naar uien op de Spaanse Ka.
Aan ‘t Nieuwe Werk geurden citroenen
en bij het Entredepot tabak.
Kortom, er valt geen reuk te ruiken,
die aan dit havenbeeld ontbrak.
Maar later, toen ik op mijn tochten
in aller Heeren landen kwam,
kon het mij dikwijls overvallen:
hier ruikt het net als in Rotterdam!
En daarmee kwam dan in zijn volheid
dat ene beeld mij voor de geest
waartegen zich ons leven tekent:
de stad, waar men kind is geweest.
Het is of vanuit deze haven
iets over heel de wereld drijft,
waardoor ge, waar u ‘t lot mag voeren,
toch altijd in haar omtrek blijft.
Het is, of met haar water
en wind, zij ons heeft opgevoed
in ruimte en vergezicht, de kusten
van onze toekomst tegemoet.
Vaart ge naar Sidney of naar Kaapstad,
naar Kobe of naar Baltimore,
vaart ge onder alle hemelbreedten,
vaart ge alle wereldzeeën door,
nooit voelt gij u geheel verlaten,
als hier uw mens-zijn aanvang nam,
door wat van kindsbeen af uw eigen
en lief was. Dat is Rotterdam.
Schrijver: Jan Prins